
Judaïseren
Het werkwoord "judaïseren" (Gr.
ioidaizein)
komt in het Nieuwe Testament éénmaal voor. De apostel Paulus vroeg ooit
aan Kefas: "Waarom dwingt u de volken naar joodse wijze te leven?"
(Galaten 2:14). Wie "judaïseert" legt Joodse gewoonten en
gebruiken op. Het ging hierbij om:
1. het ritueel van de
besnijdenis (Handelingen 15:1, Galaten 5:2-3,6,11-12; Filippenzen
3:2-3);
2. het onderhouden van
"dagen en maanden, tijden en jaren" (Galaten 4:8-11, Romeinen 14:5-6);
3. het heiligen van de
sabbat, nieuwe maansdagen en jaarlijkse feesten (Kolossenzen 2:16-18);
4.
het in acht nemen van spijswetten
(Kolossenzen 2:16,21; 1 Timotheüs 4:3-5, Romeinen 14:2,6);
5. het nastreven van
ceremoniële reinheid (Kolossenzen 2:20-23).
Ook
nu zijn er nog velen, die deze gebruiken aan de volken
willen opleggen. En andere "leraars der wet" (1 Timotheüs 1:7) willen hun het
volgende opleggen:
1.
het ritueel van de doop;
2. het onderhouden van een godsdienstige kalender;
3. het heiligen van de
zondag;
4. afzien van het
gebruik van (varkens)vlees en van alcohol;
5. hoofdbedekking voor vrouwen, celibaat voor de "geestelijkheid".
De
Bijbelse reactie luidt als volgt:
1. "Bent u zó
onverstandig? U bent in [de] Geest begonnen, wilt u nu in [het] vlees
volmaakt worden?" (Galaten 3:3);
2.
"Nu u door God gekend bent, hoe wendt u zich weer tot de
zwakke en
arme elementen, die u weer opnieuw wilt dienen?" (Galaten 4:9);
3.
"Laat dan niemand u oordelen inzake eten of drinken, of op het punt van
een feest of nieuwe maan of sabbatten" (Kolossenzen 2:16);
4. "Al [het] door God geschapene is goed en niets is verwerpelijk als het
met dankzegging wordt genomen" (1 Timotheüs 4:4);
5.
"Als u met Christus aan de elementen van de wereld bent afgestorven,
waarom onderwerpt u zich, alsof u in de wereld leeft, aan inzettingen?"
(Kolossenzen 2:20) .
Terug
naar de startpagina