Lid
Volgens
de meeste christenen is kerklidmaatschap bijzonder
belangrijk. Om lid te kunnen worden moet men instemmen met een bepaalde
belijdenis of zich onderwerpen aan bepaalde rituelen (kinderdoop of
volwassenendoop, vormsel of openbare belijdenis). In de samenleving
neemt het aantal mensen dat hiertoe bereid is af, en in de Bijbel wordt
er aan zulke onderwerpen geen woord gewijd. Volgens de Schrift zijn gelovigen
"leden van Christus" (1 Korinthe 6:15) of "leden van Zijn lichaam"
(Efeze 5:30, 1 Korinthe 12:27), en daardoor "leden van elkaar"
(Romeinen 12:5, Efeze 4:25). Waarbij de Bijbelschrijvers een
woord gebruiken dat "ledemaat" of "lichaamsdeel" betekent, en dat niets
te maken heeft met lidmaatschap in administratieve zin. Lid van het
lichaam van Christus wordt men niet door zich te laten dopen
(op welke leeftijd dan ook), en ook niet door met bepaalde opvattingen
in te stemmen. Lid van het lichaam wordt men doordat men met de geest
van God (of de geest van Christus) wordt gedoopt (1 Korinthe 12:13,
vgl. 1 Korinthe 6:17 en Romeinen 8:9). Wie Jezus als Heer
(er)kent heeft Zijn Geest ontvangen (1 Korinthe 12:3). Een heer is voor
zijn slaven verantwoordelijk en zorgt voor hen.
Slaven van de hemelse Heer behoren voor menselijke tradities op te passen (Mattheüs 15:6-9, Galaten
4:9-11, Kolossenzen 2:8, 2:16-17, 2:20-22). Ze moeten vasthouden aan het
Hoofd. Uit Hem ontvangt het hele lichaam kracht om te groeien
(Kolossenzen 2:19). Wie veel waarde hecht aan tradities, zal
moeite hebben om gelovigen uit verschillende tradities
als "leden van elkaar" te beschouwen. Toch zijn ze dat volgens de
Bijbel (Romeinen 12:5, Efeze 4:25). We hebben al onze medechristenen
nodig om als lichaam te kunnen groeien en functioneren (Efeze
4:15-16, Kolossenzen 2:19). Wie inzettingen belangrijk vindt, houdt niet vast aan het Hoofd
(Kolossenzen
2:19). Het ijveren voor rustdagen ("sabbatten"), een godsdienstige
kalender ("feesten ,nieuwe manen") en ceremoniële reinheid ("raak
niet, smaak niet, roer niet aan") is onverenigbaar met het
vasthouden aan Hem. Wat werkelijk van belang is, is een
band met de levende Christus (Kolossenzen 2:6-23).
Niet
wie zich aan de regels van onze traditie houdt, maar wie aan de
opgestane Heer is verbonden, is een lid van Christus' lichaam.
Terug naar de startpagina