Cicerbita
Zieleslaper

Gelovigen die menen dat een gestorvene zich van het interval tussen dood en opstanding niet bewust is, worden in de volksmond aangeduid als "zieleslapers". De meeste christenen beweren dat elk mens een "onsterfelijke ziel" heeft. Wie dit ontkent wordt door hen beschouwd als een ketter. Maar wát zegt de Schrift? (Lees onderstaande teksten in de Statenvertaling, want die geeft de Hebreeuwse tekst het meest letterlijk weer):

1. Een gestorvene is een "dode ziel" (Numeri 6:6) of "een ziel die  gestorven is" (Numeri 19:13). Bileam en Simson wensten dat hun ziel op een bepaalde manier zou sterven (Numeri 23:10, Richteren 16:30). Elia en Jona baden, dat hun ziel spoedig mocht sterven (1 Koningen 19:4, Jona 4:8). Wie de doodstraf kreeg, was een ziel die zou sterven (Numeri 35:30).  Elke ziel die zondigt, zal sterven (Ezechiël 18:4,20). "Elke levende ziel in de zee" zal eens sterven (Openbaring 16:3).
2. De doden "weten niets". Zij "kunnen de HERE niet loven" (Psalm 6:6, 30:10; Prediker 9:5, Jesaja 38:18-19).
3. Gestorven gelovigen zijn: "hen die slapen" (Handelingen 7:60, 1 Korinthe 11:30. 15:6,20; 1 Thessalonicenzen 4:13). Christus zal deze mensen op Gods tijd wekken (1 Korinthe 15:52, 1 Thessalonicenzen 4:14-18).
4. Volgens Paulus heeft alleen God maar onsterfelijkheid (1 Timotheüs 6:16). Zielen zijn dus niet onsterfelijk.
5. Indien er geen opstanding der doden was, zouden we geen enkele hoop hebben en zouden gestorven gemeenteleden voorgoed "verloren" (d.w.z. kwijtgeraakt) zijn (1 Korinthe 15:13-18).

Het scheldwoord "zieleslaper" is  uitgevonden om mensenwoord boven Gods woord te kunnen verheffen.
Wie ontkent dat de mens een onsterfelijke ziel heeft, verkeert in goed gezelschap: William Tyndale, Maarten Luther, George Wishart, John Frith, John Milton en alle Bijbelheiligen waren "zieleslapers".

Terug naar de startpagina